Ik las afgelopen weekend in de Volkskrant een artikel over Rebecca Solnit, historicus, schrijver en activist. De volgende alinea sprak mij enorm aan:

Volgens Solnit is het centraal stellen van gevoelens als wanhoop en teleurstelling iets dat alleen de hedendaagse bourgeoisie zich kan veroorloven:

Wat ik vaak zie is dat mensen die er alle recht op zouden hebben hopeloos te zijn, uiteindelijk vaak hoop koesteren. Omdat het alternatief, opgeven, zou betekenen dat je je overgeeft aan uithongering of slavernij: je moet door, voor jezelf of je kinderen. Maar voor westerse mensen zoals wij, met eten, een huis en mogelijkheden, betekent opgeven dat je bitter wordt terwijl je ondertussen kan genieten van veiligheid en luxe.

De observatie die Solnit maakt, is er een die ik deel. Ik heb door mijn project veel mensen ontmoet die alle redenen hadden het bijltje erbij neer te gooien, maar dit niet deden. Noch wanhoopten degenen die deze mensen probeerden te helpen. Ze koesteren hoop, omdat het alternatief geen optie is. En ze houden hoop omdat ze met eigen ogen zien wat er mogelijk is als je in beweging komt.

Het is belangrijk te beseffen dat wanhoop en cynisme over de wereld om ons heen een luxe is die niet veel mensen zich kunnen veroorloven. Maar het is zoveel verleidelijker om een bittere realist te zijn. Zelfs als je ongelijk hebt, kom je bedachtzaam over. Sombere overpeinzingen gaan zo mooi samen met een goed glas rode wijn en een kroeg. Of zoals Solnit zegt:

Wanhoop is een zwart leren jasje dat iedereen goed staat; terwijl hoop een rose jurkje met ruches is tot boven je knie, waarin niemand gezien wil worden.

Morgen draag ik een jurk van suikerspin.