Onderstaand verhaal is verschenen in Het Hedendaaagse Heldenboek. Ik deel het naar aanleiding van de nieuwe campagne van Loesje: Zeggen wat je denkt kan ook iets aardigs zijn, omdat ik wil laten zien dat we allemaal, bewust of onbewust, kampen met vooroordelen. En vooral hoe we deze vooroordelen kunnen bestrijden.

Op een middag fietste ik naar de supermarkt. Het was een grauwe grijze dag, het kon ieder moment gaan regenen. Daarom zag wat zich midden op straat afspeelde er wat dramatisch uit: een grote pikzwarte kraai stortte zich op een meeuw, en pikte in diens nek, kop en lijf. De meeuw probeerde weg te vliegen, maar was vleugellam. Het enige wat hij kon was zielig huppelen; de meeuw was geen partij voor de kraai. Ik stopte, zette mijn fiets op de stoep en rende naar de kraai.
‘Kssst! Weg!’ zei ik. Pas toen ik de kraai tot op een meter was genaderd, vloog hij weg.
En zo stond ik midden op de weg met een kreupele meeuw die van me weg hupte en een paar meter verderop een bloeddorstige kraai die loerend wachtte tot ik verder zou fietsen.
Ik wilde de dierenambulance bellen, maar moest ondertussen ook op de meeuw letten. Gelukkig was er nog een vrouw gestopt, die de aanval van de kraai ook had gezien.
‘Wilt u misschien even op deze meeuw letten en zorgen dat hij niet overreden wordt?’ vroeg ik aan de vrouw. Dat wilde ze wel.
Ik belde de dierenambulance, legde de situatie uit en vertelde waar ik me bevond. ‘Hartstikke fijn dat u op de vogel let. We zijn er binnen veertig minuten,’ zei de man aan de telefoon.
‘Veertig minuten?!’ zei ik.
‘De dienst is nu nog bezig met een aangereden hond. Eerder kunnen we niet komen. Kunt u de meeuw niet in een doosje zetten?’ zei de medewerker.
‘Ik heb geen doosje. Ik sta midden op straat. Maar ik ga kijken wat ik kan doen. Ik laat jullie weten of het gelukt is.’
Ik hing op, keek achter me en zag hoe de vrouw probeerde de meeuw die nog niet doorhad dat wij zijn beste vrienden waren, tevergeefs op de stoep te houden. Ik vertelde haar dat het nog lang ging duren en dat we op zoek moesten naar een doosje. We zagen een Turkse kapper, zo’n zaak waar ‘OPEN’ in neonlicht knippert en je voor 10 euro klaar bent. We keken naar de bladderende verf van de kozijnen en een vergeelde foto van een model met kuif die het goed deed in de jaren negentig.
‘Daar zal vast geen dierenliefhebber zitten,’ zei ik. De vrouw, die Marianne heette, had hetzelfde vermoeden. We keken om ons heen voor andere opties, maar daarvoor moesten we te ver lopen. Ik besloot toch de kapperszaak binnen te stappen.
Er waren twee mannen, de kapper en een klant.
‘Hallo! Hallo! Kom binnen,’ zei de kapper, met een sterk Turks accent. Ik legde hem de situatie met de meeuw uit, vroeg of hij een doosje had en of de meeuw hier een tijdje kon blijven tot de dierenambulance er was.
‘Natuurlijk! Natuurlijk!’ zei de kapper. ‘Wat is een meeuw?’
‘Dat is een zeevogel. Van die witte vogels met wat grijs, die je veel bij zee ziet,’ zei ik.
‘Ja! Ja! Mooi! Mooie vogel. Goed dat jij voor dieren zorgt. Ik hou van dieren. Alle dieren. Mijn broer houdt het meest van vogels. Ik ga hem bellen. Wacht. Nee. Eerst een doosje.’
Hij vond een bescheiden kartonnen doosje. Ik gokte dat het wel zou passen.
Ik gaf het adres van de kapper door aan de dierenambulance en vertelde dat ze de meeuw daar konden ophalen en liep weer naar buiten.
Daar deed een nieuw probleem zich voor: de meeuw was onder het hek van een portiek gehupt. Daar waande hij zich veilig in een hoekje.
Marianne keek me aan en begon te lachen. ‘Stomme meeuw,’ zei. Lukraak drukte ze op één van de tien deurbellen.
‘Ja?!’ Een hese mannenstem klonk door de luidspreker van het voorportaal.
‘Ja, hallo!’ zei ik. ‘Er is een gewonde meeuw uw portiek in gehupt. Zou u het hek willen openmaken, zodat we hem in een doosje kunnen zetten?’
‘Ik kom eraan,’ zei de mannenstem.
In een van de voordeuren verscheen een oud gebocheld mannetje, zijn pezige bovenlijf ontbloot en versierd met tatoeages. Verrassend soepel liep hij het trapje af en deed het hek voor ons open. Ik kon niet zien of hij ons bezoek verschrikkelijk irritant of interessant vond.
‘De dierenambulance komt hem zo ophalen,’ zei ik. De man gromde wat terug. Het was januari maar de kou leek hem niet te deren.
Marianne en ik liepen op de meeuw af en probeerden hem op te pakken, maar door onze aarzeling wist de meeuw iedere keer te ontkomen.
Na drie pogingen duwde de oude baas ons aan de kant. ‘Laat mij maar,’ zei hij. In één beweging pakte hij de meeuw vast bij zijn lijfje en stopte hem in het doosje.
‘Goh, bedankt meneer,’ zei ik.
‘Ja bedankt meneer!’ zei Marianne. De man gaf me het doosje. Ik voelde me weer even het meisje van zes jaar toen ik mijn eerste konijn kreeg.
Marianne moest weer verder. We zeiden gedag en ik liep weer bij de Turkse kapper binnen.
‘Het is gelukt!’ zei ik.
De kapper liet zijn klant voor de tweede keer in de steek om de meeuw te bewonderen.
‘Hahaaaa daar is hij!’ riep hij uitbundig. ‘Ik heb mijn broer gebeld. Hij komt eraan!’
Hij vroeg of ik nog koffie bleef drinken. Zijn broer kon elk moment komen. Ik sloeg het aanbod af, ik weet niet goed waarom. Misschien was ik al te verrast door de hulpvaardigheid van mensen.

Ik dacht altijd wars te zijn van vooroordelen, iedereen verdient een kans en heeft een verhaal waarom hij of zij is, zoals die is. Toch werd ik binnen vijf minuten twee keer geconfronteerd met aannames die ik deed, waar niets van bleek te kloppen. De Turkse kapper was een gastvrije dierenliefhebber en de schaars geklede man een bekwame dierenredder. Waarom ging ik er direct van uit dat ik van die twee geen hulp hoefde te verwachten?
Vrij zijn van vooroordelen is lastig, zo niet onmogelijk. De hele dag word je bewust en/of onbewust beïnvloed door media, meningen van vrienden, familie en collega’s, social media, enzovoorts. Beelden en informatie nestelen zich in je, of je wilt of niet.
Je bewust zijn van het feit dat je vooroordelen hebt, kan helpen ze tegen te gaan. Maar de beste remedie, zo heb ik ervaren, is direct contact maken met mensen van wie je je op afstand een beeld vormt. Een hedendaagse held praat met mensen uit alle gelederen: daklozen, thuisloze pubers, vluchtelingen, advocaten, vrijwilligers, journalisten, miljonairs, kinderen met een lichamelijke beperking, moeders, vrijwilligers, kassajuffrouwen, buren, gesluierde vrouwen, organisatoren van benefietevenementen, bejaarden, zorgmedewerkers, buschauffeurs. Hij merkt dat het beeld dat hij onbewust had gevormd, zelden overeenkomt met de realiteit, soms in de positieve, soms in de negatieve zin. Een hedendaagse held confronteert zijn vooroordelen door zich buiten zijn comfortzone te bewegen; hij leert steeds beter af te gaan op wat mensen doen in plaats van wat hij denkt dat ze zullen doen.

Het Hedendaagse Heldenboek is in 2017 verschenen bij Uitgeverij Balans. Gewapend met onderzoek van filosofen, sociologen en biologen en aan de hand van hilarische en ontroerende voorbeelden, toon ik aan dat klaarstaan voor een ander niet alleen de wereld maar ook jezelf verbetert.