Naam: Rhijja Jansen
Heldendaad: Weggelopen oma thuisgebracht
Superheldennaam: The Dove Whisperer

Lees ook: Rhijja redt Donny de Duif

“Zijn dat nootjes?” vraagt de oudere vrouw naast me, terwijl ze zich naar me toe buigt.
Het is winter 2012, vier uur ’s nachts, stationshal van Utrecht Centraal. Na een dansavond in Ekko wacht ik met een stel Griekse vrienden op de trein die hen naar Amsterdam Centraal zal brengen. Mijn maag knort, dus ik trek een zakje chips uit de automaat. In gedachten verzonken prop ik de zoutjes in mijn mond, als een oud vrouwtje naast me zich naar me buigt en vraagt of het nootjes zijn.
Automatisch schuifel ik van haar af. “Nee mevrouw,” mompel ik. “Dit zijn chips.”
“Oooh”, zegt ze en ze kijkt even voor zich uit, voor ze zich weer naar me omdraait. “Is het lekker?”
“Heel lekker”, knik ik.
“Oooh,” zegt ze. We zitten zwijgzaam naast elkaar op dat ijskoude ijzeren bankje. Ik gluur opzij. Je ziet ’s nachts op het station de meest vreemde figuren rondlopen, maar op de een of andere manier heb ik het gevoel dat deze mevrouw hier niet thuis hoort.
“Mevrouw, wat doet u hier eigenlijk?” vraag ik dan maar.
“Ik wacht op de trein. Naar Leiden.” Ik loop naar de gele borden: de eerste trein naar Leiden vertrekt pas om zeven uur. Da’s over drie uur. “Mevrouw, de trein vertrekt pas over drie uur.”
“Dat geeft niets”, zegt ze resoluut, en haar vingers knijpen in het tasje op haar schoot.

Dit klopt niet. Ik klamp een surveillerende beveiligingsman aan en deel het verhaal en mijn zorgen. “Ach”, zegt hij met een glimlach. “Er lopen ’s nachts wel vaker vreemde figuren rond.”
“Maar deze mevrouw hoort hier niet”, zeg ik. “Misschien is ze ergens weggelopen. Het is koud en haar zogenaamde trein vertrekt pas over drie uur.” Hij struint verder, mij verbijsterd achterlatend.
“Waar woont u eigenlijk?” vraag ik aan de vrouw.
Haar ogen knijpen zich tot spleetjes. “Hoezo?”

Uiteindelijk kom ik erachter dat de vrouw Nel heet en lukt het me om haar zoon Johan te bellen, wiens voicemail ik inspreek. “Hoi Johan, het is vier uur ’s nachts en ik sta met je moeder op Utrecht Centraal, ze zegt dat ze naar Leiden moet. Dit is mijn nummer…”Ik weet los te peuteren dat ze bij de Jacobikerk in de buurt woont, maar het exacte adres weet ze niet, ‘want ik woon bij mijn zus, maar ik ben heel boos op haar.’

Omdat ze te stram is om zo ver te lopen, pakken we de taxi. Er staat één busje, dat we moeten delen met een jong verliefd stel. We staren elkaar een beetje ongemakkelijk aan, als Nel me opeens aanstoot. “Zeg, hoe heet jíj eigenlijk?”
Voor de Jacobikerk stappen Nel en ik uit, bij een bankje waar een Indische man op zit, die opeens verwilderd opspringt. “Nel? Nel? NEL!!! JEMIG NEL! WAAR WAS JE?! Ik heb je overal gezocht.”

Wat bleek: Nel was weggelopen bij haar zus. Deze meneer was de onderbuurman van haar zus, en al uren naar Nel op zoek. Hij had het opgegeven en ging op het bankje zitten, waar opeens een taxibusje stopte en een meisje uitstapte, gevolgd door Nel.
“Mag ik met u meelopen?” vroeg ik argwanend, toen de man zijn arm om de schouder van Nel sloeg en haar meevoerde naar zijn huis. “Natuurlijk! Wat geweldig fijn dat je haar hebt meegenomen.”

Eenmaal binnen was daar ook de zus van Nel, in pyjama en haar grijze korte haar in de war. De twee zussen zaten nors naast elkaar op de bank. “Ik wilde niet naar haar toe”, bromde Nel.
“Rhijja, wat wil je eten? Wat wil je drinken? We maken alles!” riep de man. Ik bedankte, ik was gerustgesteld.
Eenmaal buiten wees de man op zijn huisnummer: “Nummer 15, je bent ALTIJD WELKOM.”
Om vijf uur ’s ochtends fietste ik met een glimlach naar huis. Mooie nacht.

Lieve Rhijja, wat fijn dat je om je heen kijkt, afgaat op je intuïtie en je niet zoals velen je schouders maar ophaalt in dit soort situaties. Ik vind het hartverwarmend. Speciaal voor jou een filmpje dat je hopelijk doet glimlachen.

[youtube id=”https://www.youtube.com/watch?v=NKDXuCE7LeQ” width=”600″ height=”350″]