Ik was onderweg naar mijn zusje. In een nauwe drukke straat stonden auto’s voor mij stil. Waarom kon ik niet zien. Ik hoorde wat geschreeuw, maar ik was meer bezig met langs de auto’s maneuvreren.

Toen ik er langs was, zag ik ineens twee groepen jongens tegenover elkaar. Een paar hadden stokken in hun hand. Ze stonden om twee jongens heen die heel hard naar elkaar wezen, van alles schreeuwden, ik kon het niet verstaan wat, want het was geloof ik Marokkaans. Ineens gaf de kleinere jongen de ander een klap. Iedereen begon te duwen en nog meer te schreeuwen. Iemand sloeg met een stok.

Ik bleef maar kijken, verlamd. Wachtend tot het zou stoppen. En ineens dacht ik, nu ben ik zo’n omstander die niets doet, waar je altijd over leest. En dan denkt: waarom DOET niemand iets?

Ik wist alleen niet zo goed wat ik moest doen. Tussen de stokken en vuisten in gaan staan, leek me geen strak plan. Het enige wat ik kon bedenken was 112 bellen. Maar was dat niet overdreven?

Ik besloot dat de alarmcentrale dat beter kon beoordelen dan ik en toetste de drie nummers in. Binnen no time had ik een man aan de lijn die vroeg wat er aan de hand was en waar. Na het doorgeven van de informatie vroeg ik of het niet overdreven was dat ik belde. ‘Nee, zeker niet’ , ze de man. ‘We zijn altijd heel blij met deze meldingen. We hebben daar camera’s hangen, dus dan kunnen we zelf ook zien of ingrijpen nodig is.’

Toen ik wegfietste, hoorde ik de sirene’s al loeien. Ik keek achter me en zag een politie-auto de nauwe straat inrijden. Blijkbaar geen loos alarm geslagen.