De jongen voor me had duidelijk aandacht aan zijn uiterlijk besteedt: jasje, dasje, glimmende schoenen, passende sokken. Om door een ringetje te halen.

Met kordate passen liep hij de Leidse Veer tunnel in op weg naar de trein. Het kon niet anders of deze jongeman had een missie. Wellicht een sollicitatiegesprek, een zakelijke meeting of presentatie.

Hij was een stuk langer dan ik, dus in eerste instantie viel het me niet op. Ik kijk immers niet constant naar boven. Dat doet pijn aan je nek. Maar toen ik toevallig even opkeek om te zien wat er boven me gaande was, zag ik het: een dikke klont witte wax in zijn donkere haren.

Een typisch fenomeen onder mannen. Ze smeren wat wax in hun haar en tijdens het modelleren denken ze dat wat zij zien in de spiegel ook alleen zichtbaar is voor de buitenwereld. Alsof er geen achterkant bestaat. En zo ontstaat het slick in the front, crap in the back kapsel.

Ik tikte hem op zijn schouder en zei: “He, er zit een klontje wax in je haar.”
Hij moest lachen. “Goh, dank je wel zeg!”, zei hij en begon met zijn handen door zijn haar te woelen. “Is het nu weg?”
“Niets meer te zien. Je haar zit goed”, zei ik
“Top! Fijne dag nog!”, zei waxboy.